(Zie de originele FCI Standaard op onze Engelse site)
Vanaf 1 januari 2000 wordt dit ras eerst als Great Japanese Dog en sinds 1 januari 2006 als American Akita door de F.C.I. erkend. Daarmee is een einde gekomen aan de jarenlange discussie over het dulden van twee types binnen één ras en wel het Japanse type, de “Akita“ en het Amerikaanse type, nu de “American Akita”.
De “American Akita” is een Japanse jachthond, van oorsprong een jager op groot wild, in het noordelijke bergachtige deel van Japan.
Het ras vertoont een fantastische combinatie van waardigheid met een vriendelijke aard, moed, gehoorzaamheid, aanhankelijkheid en trouw. Hij geeft het beeld van een grote, krachtige, keesachtige hond, met veel substantie en zware botten.
Bij de “American Akita” is elke kleur toegestaan, eventueel met een masker. De hoogte van de reuen ligt tussen de 66-71 cm. en het gewicht rond de 50 Kg. De hoogte van de teven ligt tussen de 61-66 cm. en het gewicht rond de 40 Kg.
AA's zijn evenwichtige honden met een verstandige en
bedachtzame manier van doen. Ze zijn intelligent en vriendelijk, maar tevens
enigszins onafhankelijk en soms ook dominant. Ze zijn uitstekende waakhonden. Is
de nood aan de man dan springen ze zeer overtuigend voor hun mensen in de bres.
Het zit echter niet in hun aard om blafferig, overattent en opgewonden te doen;
een AA lijkt altijd onverstoorbaar in zijn doen en laten en maakt zich niet
snel druk. Ze zijn zeer trouw aan hun eigenaar en het gezin en ook redelijk
gehoorzaam, maar ze stellen zich eerder vriendschappelijk dan slaafs op. Net als
de Japanners zelf heeft dit ras een bepaalde waardigheid en beheersing over zich
die als ondoorgrondelijk omschreven kan worden.
De meeste AA’s hebben geen boodschap
aan mensen die ze niet kennen en ze nemen ten opzichte van hen een wat
gereserveerde of waakzame houding aan. Ze zijn niet uitgesproken sociaal met
andere honden. Soms stellen ze zich dominant op ten opzichte van seksegenoten.
Vanwege het jachtinstinct moeten ze goed worden gesocialiseerd met katten en
andere huisdieren. Is hieraan voldaan dan gaan ze redelijk goed om met deze
dieren. Doorgaans kunnen ze het goed met kinderen vinden. De AA werpt zich
echter niet op als speelkameraadje, eerder als beschermer.
Honden van dit ras maken twee maal per
jaar een hevige verharingsperiode door, waarbij een herderharkje een nuttig
hulpmiddel blijkt om de loskomende beharing eenvoudig uit de vacht te halen.
Buiten de verharingsperiode is het toereikend om de vacht eens per week door te
borstelen.
In de handen van een eigenaar die stevig in zijn schoenen
staat en consequent is, kan een AA redelijk veel leren. De eigenaar moet wel
enigszins doortastend te werk gaan. Dit is niet het type hond waarbij u door
slaan, schreeuwen en dwang veel respect afdwingt. De hond presteert het beste
als de oefeningen niet te lang achtereen herhaald worden. Ze moeten de hond
uitdaging bieden. AA’s zijn redelijk gehoorzaam, maar ze blijven trouw aan
hun eigen inzichten.
De AA heeft een groot
uithoudingsvermogen. Zijn bewegingsbehoefte is bovengemiddeld. Driemaal daags
een ommetje is beslist niet toereikend om deze hond in goede conditie te
houden. Trek er dan ook regelmatig met de hond opuit. AA’s lenen zich
niet voor balspelletjes en zijn doorsnee ook niet dol op apporteerspelletjes en
dergelijke. In huis zijn AA’s doorsnee rustig.